MOB-versie | Naar grote versie



Efeziërs

Kernpunten

  • Doel: De christenen in Efeze te versterken in hun geloof door een uitleg te geven van karakter en doel van de Gemeente, het lichaam van Christus.
  • Schrijver: Paulus
  • Geschreven voor: De gemeente in Efeze en alle christenen overal ter wereld.
  • Datering: Omstreeks het jaar 60, vanuit Rome, tijdens Paulus’ gevangenschap daar.
  • Achtergrond: Deze brief werd aan Tychikus meegegeven om de gemeenten in de omgeving van Efeze te bemoedigen. Hij ontmoette de oudsten van de gemeente in Efeze voor het laatst in Milete (Handelingen 20:17-38): een ontmoeting met een erg droeve ondertoon, omdat Paulus hen voor de laatste keer ging verlaten. Omdat in de brief geen verwijzingen voorkomen naar bekende personen of typisch plaatselijke problemen en omdat de woorden ‘in Efeze’ in de oudste handschriften niet voorkomen, kan het Paulus’ bedoeling zijn geweest deze brief als rondzendbrief te laten circuleren, bedoeld om gelezen te worden in alle gemeenten in de omgeving.
  • Sleutelvers: "Wij horen immers allemaal bij hetzelfde lichaam; wij hebben dezelfde Geest; wij verwachten dezelfde heerlijke toekomst, omdat God ons heeft geroepen." (4:4)
  • Hoofdpersonen: Paulus en Tychikus.
    Bijzondere kenmerken: Paulus gebruikt verschillende beelden voor de Gemeente: lichaam, tempel, geheimenis, nieuwe mens, bruid en soldaat.

Efeziërs in vogelvlucht
Christelijke gemeenten bestaan in alle soorten en vormen – geheime samenkomsten in huizen, openbare samenkomsten in amfitheaters, erediensten waarbij duizenden opeengepakt zitten in een kerkgebouw, terwijl degenen die geen plaats konden vinden buiten toekijken via een gesloten televisiecircuit, het handjevol dat ergens in het centrum van een grote stad neerknielt in een verbouwd winkelpand.


De gebouwen kunnen verschillen, maar de Gemeente wordt niet bepaald door vier muren. De Gemeente van Jezus Christus bestaat uit mensen, zijn mensen, uit elk ras en volk, die Christus liefhebben en Hem willen dienen.


De ‘tijd van de Gemeente’ begon met Pinksteren (Handelingen 2). De Gemeente ontstond in Jeruzalem en verbreidde zich snel door het werk van de apostelen en de eerste gelovigen. Het vuur van het Evangelie sloeg over naar andere steden en landen, aangewakkerd door de storm van vervolging. Tijdens drie moedige reizen vestigden Paulus en zijn medewerkers plaatselijke gemeenten in een groot aantal heidense steden. Eén van de meest vooraanstaande gemeenten was die van Efeze. Paulus stichtte deze gemeente in het jaar 53 op de terugweg naar Jeruzalem. Maar een jaar later kwam hij weer terug, op zijn derde zendingsreis, en bleef toen drie jaar in Efeze, jaren waarin hij sprak en onderwees met veel resultaat (Handelingen 19:1-20). Later ontmoette hij de oudsten van de gemeente in Milete; ook stuurde hij Timotheüs om hen als voorganger te dienen (1 Timotheüs 1:3).


Enkele jaren later werd Paulus als gevangene naar Rome gestuurd. Daar zochten afgezanten van verschillende gemeenten hem op. Onder hen was Tychikus uit Efeze. Paulus schreef deze brief aan de gemeente en gaf hem aan Tychikus mee. De brief aan de Efeziërs is niet geschreven om dwaalleer tegen te gaan of een specifiek probleem aan te pakken; het is een brief vol bemoedigingen. Paulus beschrijft in de brief het karakter en de vorm van de Gemeente en hij daagt gelovigen uit om als het levende lichaam van Christus op aarde te leven.


Na een hartelijke groet (1:1, 2) spreekt Paulus over het wezen van de Gemeente – het prachtige gegeven dat gelovigen in Christus worden overladen door Gods goedheid (1:3-8) en uitgekozen zijn om groot te zijn in zijn Koninkrijk (1:9-12). Ze hebben zijn Geest als borg ontvangen (1:13, 14) en zijn vervuld met zijn kracht (1:15-23). Ze zijn bevrijd van de vloek en de macht van de zonde (2:1-10) en dicht bij God gebracht (2:11-19). Samen met de apostelen en alle waarachtig gelovigen uit Israël en de andere volken zijn wij het huis van God (2:20-3:11). Dan, alsof hij wordt overweldigd door emoties nu hij alles bedenkt wat God heeft gedaan, daagt Paulus hen uit om dicht bij Christus te leven en breekt hij uit in een spontane lofprijzing (3:12-21).


Vervolgens legt Paulus uit wat het praktisch betekent om bij het lichaam van Christus, de Gemeente, te horen. Gelovigen horen één te zijn in hun toewijding aan Christus en de uitoefening van hun geestelijke gaven (4:1-16). Zij moeten leven volgens de hoogste morele waarden (4:17-6:9). Voor het individu betekent dat het verwerpen van heidense praktijken (4:17-5:20) en voor het gezin wederzijdse onderdanigheid en liefde (5:21-6:9).
Paulus herinnert hen eraan dat de gemeente in een voortdurende strijd is gewikkeld met de machten van de duisternis en dat gelovigen elk geestelijk wapen, waarover ze beschikken, moeten gebruiken (6:10-17). Ten slotte vraagt hij hen voor hem te bidden; hij vertelt dat Tychikus de brief voor hem meeneemt en spreekt de zegen over hen uit (6:18-24).

 

 

Met toestemming overgenomen van Royal Jongbloed uit Het Boek © 2008 Biblica. All rights reserved.