Het boek Exodus begint met de namen van de zonen van Israël. In de Bijbel heet dit boek van oudsher 'Exodus'; dat betekent 'uittocht'. In de Hebreeuwse Tora is de titel 'Sjemot', dat 'namen' betekent. Dit is afgeleid van de eerste verzen van het boek.

Elk vijftigste jaar zou niet alleen een rustjaar zijn, maar ook een heilig jaar waarin iedereen weer vrij zou worden.

Grond die verpand was, zou weer terugkomen in de familie.

De profeet Jesaja kreeg in een droombeeld een blik in de hemel. Daar zag hij de Heer zitten op zijn troon. Jesaja besefte dat hij een onrein mens was en eerst gereinigd moest worden. Een engel reinigde zijn lippen met een gloeiende kool voordat Jesaja zijn taak als profeet van de Heer kon beginnen (Jesaja 6:1-7).

De Bijbel zegt: "U, mannen, moet verstandig omgaan met uw vrouw, die kwetsbaarder is dan u. Behandel haar met respect, want zij deelt samen met u in de genade van het nieuwe leven. Dan staat niets uw gebeden in de weg."