Jozef werd door zijn broers verkocht aan slavenhandelaren, die hem verkochten aan Potifar, de commandant van de lijfwacht van de Egyptische farao.

De voorwerpen waren bezit van koning Saul. Hij maakte jacht op David en toen hij 's nachts lag te slapen kwam David naar het tentenkamp en nam de speer en de waterkruik van de koning mee (1 Samuel 26).

Na Saul werd David koning en hij werd opgevolgd door zijn zoon, Salomo (1 Koningen 1).

In de Bijbel staat waarop Ahasveros zijn keus baseerde. Dat Ester daarnaast ook mooi en intelligent was, wordt ook vermeld. En dat ze goed haar gevoelens onder woorden kon brengen blijkt uit het feit dat ze bij de koning om haar leven smeekt (Ester 7).

In de Bijbel staat dat Saulus ook bekend was als Paulus.