In Genesis, het eerste Bijbelboek, staat de geschiedenis van Jozef. Hij wordt door zijn broers aan reizende handelaars verkocht. Die verkopen Jozef aan een vooraanstaand man in Egypte.
WAAR of NIET WAAR: Deze man heet Potifar.
Jozef werd verkocht aan Potifar, het hoofd van de lijfwacht van de farao.
Koning Saul is bezig met een achtervolging. Onderweg gaat hij een spelonk binnen. Terwijl hij daar zit, snijdt iemand een reep van Sauls mantel af zonder dat hij het merkt.
Wie doet dat?
Saul is weer eens op zoek naar David. Moe van de achtervolging gaat hij een spelonk binnen, niet wetend dat David met zijn mannen achter in diezelfde spelonk zit.
David doodt de koning niet, want Saul is 'Gods gezalfde'. Hij snijdt alleen een reep van diens mantel af.
Jonatan is de zoon van Saul en een vriend van David.
Paulus is een apostel uit het Nieuwe Testament van de Bijbel.
Ester is een Joods meisje dat door koning Ahasveros tot koningin is gekozen tijdens de ballingschap in Babylonië. Zij loopt, met haar volk, gevaar om gedood te worden door een listig plan van Haman, de Jodenhater.
Hoe komt er een einde aan het leven van Haman?
Haman werd opgehangen aan de paal die hij voor Mordechai had bestemd. Hier geldt het spreekwoord: "Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in."
Paulus heeft de christenen vervolgd. Na zijn bekering heeft hij veel gereisd en brieven geschreven.
WAAR of NIET WAAR: Paulus is op weg naar Damascus om christenen gevangen te nemen, als hij onderweg de stem van Jezus hoort.
Paulus (hij heette toen nog Saulus) was fanatiek in het oppakken van christenen. Onderweg naar Damascus werd hij omstraald door een licht uit de hemel en hoorde hij een stem die vroeg: "Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?" Op de vraag 'wie ben U, Heer?', kreeg Paulus als antwoord: "Ik ben Jezus, die jij vervolgt."