Samuel heeft zijn zonen aangesteld als rechters, maar zij handelen niet 'in zijn geest'. De oudsten van het volk Israël maken zich zorgen en vragen Samuel om een koning. Samuel vindt dit erg, want de HEER is hun koning! Toch zegt de HEER dat Samuel Saul tot koning mag zalven.

In 1 Samuel 8 en 9 staat beschreven wat er voorafging aan de zalving en in hoofdstuk 10:1 zalft Samuel Saul tot koning.

De vrouw van Haman komt op het idee om Mordechai aan een paal te hangen. Ze zegt dat Haman dit tegen de koning moet zeggen. Haman gaat 's morgens vroeg naar de koning om hem te zeggen dat hij Mordechai aan de paal moet hangen.

God spreekt Jona erop aan dat hij onterecht kwaad is over de wonderboom. God legt hem uit dat Jona geen enkele moeite heeft hoeven doen om de boom te laten groeien, die in één nacht opkwam en in één nacht verging.

Dan maakt God de vergelijking met de stad Nineve, waarover Hij zelf verdriet had. Daarom heeft Hij de straf ingetrokken toen er berouw werd getoond (Jona 3:10).

De verlamde man zit iedere dag bij de Schone poort te bedelen bij de bezoekers van de tempel.