2789 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Koning David woont in een mooi paleis in Jeruzalem en heeft eindelijk rust van zijn vijanden. Dan krijgt hij het verlangen om een tempel voor God bouwen.
Waarom mag hij dat niet doen van God?
Koning David ging staan en zei: "Mijn broeders, mijn volk, hoor mij aan. Ik had graag zelf een tempel gebouwd waarin de ark van het verbond met de HEER, de voetenbank van onze God, een rustplaats zou vinden. Ik was al met de voorbereidingen begonnen, maar God zei tegen mij: 'Jij zult voor mijn naam geen huis bouwen, want je hebt oorlogen gevoerd en bloed vergoten'." (1 Kronieken 28:2-3).
De Psalmen zijn geschreven door verschillende auteurs, van wie David de bekendste is. Psalm 130 is een pelgrimslied dat begint met de volgende woorden: "Uit de ........ roep ik tot U, HEER, Heer, hoor mijn stem, wees aandachtig, luister naar mijn roep om genade."
De psalmdichter roept uit de diepte tot zijn HEER.
In het Bijbelboek Handelingen wordt het doen en laten van de apostelen, na de hemelvaart van Jezus, beschreven.
Over welke twee apostelen wordt het meest verteld?
Tot en met Handelingen hoofdstuk 11 speelt Petrus een duidelijke rol en vanaf Handelingen hoofdstuk 13 speelt Paulus een belangrijke rol.
Jezus is degene die de apostelen uitzendt.
Stefanus is geen apostel, Johannes wel.
Petrus houdt op het Pinksterfeest een gloedvol betoog om aan te tonen dat Jezus de Messias is. Hij legt uit dat wat de mensen meemaken, betekent dat de heilige Geest is gekomen.
Wat is de uitwerking van deze toespraak op de mensen?
Toen de mensen Petrus' toespraak hadden gehoord waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: "Wat moeten we doen, broeders?" (Handelingen 2:37).
© 2015 - Martin van Toll Producties |