God wil in het midden van het volk Israël wonen. Hij geeft Mozes nauwkeurige instructies voor de bouw van de heilige tempeltent (= de tabernakel) en alle heilige voorwerpen en kiest Besaleël en Oholiab uit voor het vervaardigen ervan. Zie Exodus 35:30-36:1.

Het gouden kalf werd gemaakt door Aäron (Exodus 32).

God zelf schreef de tien geboden op de tabletten (Exodus 34:28).

In Hebreeën 11:10 staat dat Abraham uitzag naar de stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. De naam van die stad wordt niet genoemd.

Esters dienaressen en de eunuchen die haar dienden, vertellen dat Mordechai in de rouw is. Vervolgens zegt Ester 4:5: "Toen ontbood Ester Hatach, een van de eunuchen die de koning haar als persoonlijke dienaar had gegeven. Ze droeg hem op uit te zoeken wat de reden was van Mordechais gedrag."

De vier grote profeten zijn Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël.

De twaalf kleine profeten zijn Hosea t/m Maleachi.

In de Bijbel staat: "Hij alleen is onsterfelijk en Hij woont in een ontoegankelijk licht; geen mens heeft Hem ooit gezien of kan Hem zien. Aan Hem zij de eer en de eeuwige kracht. Amen."